Als je niks bent en je verbeeldt je niks, ben je twee keer niks

18-06-2015

Hermien Ballast-ten Brinke schreef onderstaand verhaal.

Het verhaal van mijn moeder Mina ten Brinke-Van Zuthem (1906-1985)

Voor mij ligt een foto, die omstreeks 1910 moet zijn gemaakt. struik-meijlinkMijn moeder Mina is het kleine meisje links vooraan met haar linkervoetje naar voren. Ze is geboren in IJsselmuiden op 24 mei 1906 als zesde kind in het gezin van Hendrik van Zuthem en Annigje Meijlink. Naast haar staat Marie, haar een jaar jongere zusje. Allebei hebben ze een matrozen jurkje aan, waar de kantjes van het broekje nog net zichtbaar zijn. Wat ook opvalt is dat de dames en heren op de foto goed gekleed zijn en dat in een tijd van veronderstelde armoede. Op de achtergrond is de school te zien waar Gerrit Jan Struik schoolhoofd was. (Struik was getrouwd met Arendje (‘Ant’) Meijlink, een jongere zus van Annigje van Zuthem-Meijlink, Mina’s moeder.)

Mijn moeder was een verhalenvertelster en die verhalen gingen vaak over het Kampen van haar jeugd, over de Geerstraat, Oudestraat en Groenestraat, de oude binnenstad van Kampen. Waar ze had gewoond, wie haar vriendinnen waren. Kortom: haar belevenissen! Ze was een vlinder, wist al jong hoe ze de zaken naar haar hand kon zetten. Niet te veel opvallen door stil in een hoekje te gaan lezen, want in een groot gezin is altijd wel wat te doen. Soms mocht ze boodschappen doen. Eens verdween er een gulden in De Burgel, omdat ze die over de brug van de Burgwal wilde laten rollen. Een gulden was een heel kapitaal, dus zwaaide er wel wat bij thuiskomst.

Graag ging ze naar ‘opoe Meijlink’ (Woltertje Meijlink-Van der Snee) die met haar vrijgezelle dochter Margje in een klein huisje op de hoek van de 1e Ebbingestraat en de Plantsoenstraat woonde. snee2Om in hun onderhoud te voorzien stroopten ze tabak voor de sigaren. Mijn moeder of een van de andere kinderen uit het gezin werden daar vaak heen gestuurd om te helpen. De beloning was een kaaskorst uit de tafellade en … aandacht. Want aandacht was in het gezin van Zuthem schaars. Wat wil je, in totaal werden er vijftien kinderen geboren, waarvan er slechts zeven de volwassen leeftijd bereikten. Thuis was het altijd druk, er moest gegeten en afgewassen worden. Over dat laatste maakten de Van Zuthems zich niet zo druk. Men at uit een grote pan waarin aardappelen gebakken waren, hup zo van het vuur op de tafel. Broer Johan wist een methode om het meeste binnen te krijgen, één keer spugen; ”die is veur mien”. Wanneer de anderen ook hun aandeel leverden kon hem niet deren. Met smaak at hij de pan leeg.

Mina werd op de bewaarschool geplaatst, een soort kleuterschool. Over de lagere school vertelde ze over een meester die een ‘snorrenkop’ – een thee- of koffiekopje speciaal voor snordragers – kreeg op zijn verjaardag, terwijl hij helemaal geen snor had. Op haar eigen verjaardag kreeg ze een koek op de arm gebonden, dan kon iedereen zien dat je jarig was. Een keer is het voorgekomen dat er op 24 mei geen koek op de arm werd gebonden, men was het gewoon vergeten. Huilend kwam ze thuis en alsnog bond haar vader de koek op haar arm met een mooi lint.

Het was ook feest als de veerboot uit Amsterdam in Kampen aanmeerde en tante Ant, die inmiddels met haar man naar het Westen was verhuisd, van boord stapte. Ant bezocht haar moeder (opoe Meijlink) geregeld en soms mocht mijn moeder dan mee naar Amsterdam. Ze had het ook wel eens over ome Toon (Antonie), een jongere broer van haar vader, die aan de Overtoom in Amsterdam woonde. Een gevleugeld woord van deze ome Toon; “de van Zuthems zijn een goed volk, maar ze moeten goed gevoed worden”.

Buiten spelen met een hoepel, knikkers en springtouw was haar lust en leven. Een vlieger oplaten met ‘Ko’ (Harm Jacobus), het broertje net boven haar. Als ze te vroeg los liet kwamen er veel woorden die niet in de kerk geleerd werden, Ko was een kleine driftkop. Dan was er ook nog de breischool, fijn en nuttig, natuurlijk alleen voor meisjes.

De leerplicht was nog niet zolang daarvoor ingevoerd. Sinds 1901 werd je op een leeftijd van twaalf jaar en zes klassen met vrucht doorlopen lager onderwijs oud genoeg geacht voor een betrekking. Haar dienstje was bij huisarts Ten Cate. Haar zus Jans was er “grote meid” en zij werd “bellenmeisje”. Behalve naar de bel lopen, boodschappen aannemen en tafeldekken, moest ze ook het wollen hemd van de dokter uitkloppen. Terwijl de dokter éénmaal in de week een bad nam, moest ze voor de deur wachten, het hemd aannemen, uitkloppen, keren en weer aanreiken als de dokter zijn hand om de deur stak.

Hoeveel diensten ze heeft gehad weet ik niet. Vaak had ze het over de familie Berk van de beroemde BK-pannenfabriek. Ze was er kindermeisje voor de jongens genaamd Jan en Broertje. Ze ging ook met de familie mee naar Harderwijk, waar een huis betrokken werd aan het strand van de toenmalige Zuiderzee. mina2Met mevrouw Berk kon ze het goed vinden, helaas is deze mevrouw jong overleden, anders was ze er later vast nog wel eens op bezoek gegaan.

Over huize Berk gaat ook het volgende verhaal. Mina zat aan de keukentafel haar catechismus te leren – zij deed in 1929 geloofsbelijdenis – toen de deur open ging en meneer Berk met een vriend de keuken betrad: “Zo Mina, wat is uw enige troost in leven en sterven?” Ze keek op en zei: “ach meneer, waarom zou ik parelen voor de zwijnen werpen?”. De vriend lag dubbel en ook meneer Berk schaterde mee.

Ze had ontwapenende charme, waar ze handig gebruik van wist te maken. Een van haar gezegden was: “als je niks bent en je verbeeldt je niks, ben je twee keer niks”.

Ze verliet Kampen om in Ermelo in de verpleging te gaan, samen met haar vijf jaar oudere zus Jans. mina2-3Waarom ze haar diploma niet haalde en stopte weet ik niet. Wel vertelde ze, dat de patiënten vaak onberekenbaar waren en misschien kon ze daar minder goed tegen. Eens moest ze patiënte Lena een vrouw van 40 jaar zover zien te krijgen dat ze de trap ging dweilen. Dat lukte, tot halverwege ging dat goed maar ineens gaf Lena de emmer een trap en zuster Mina kon de zaak zelf opdweilen.mina1_2

Wanneer haar ouders in 1930 naar Apeldoorn verhuizen gaat ze mee. Ze vindt een baantje als verkoopster in een woonwinkel. Maar Kampen blijft trekken, dus komt ze weer terug naar de IJsselstad. De familie Smit, mede-eigenaren van de bekende sigarenfabriek Smit en Ten Hove, zoekt een dienstmeisje en Mina wordt de hulp en toeverlaat van de jonge mevrouw Smit. Als er een dochter wordt geboren, is ze als een moeder voor baby Lia. Dit komt mevrouw Smit goed uit, ze kan alles aan Mina overlaten. De band met de familie is altijd gebleven en ze nam mij vaak mee op visite toen de familie in Zwolle en later in Hattem woonde.

Ze kwam veel bij haar getrouwde zusters Wou en Jans. Jans woonde inmiddels aan de Vloeddijk in het huis waar ook mijn grootouders gewoond hadden. Ook Jans had herenstudenten op kamers. Eens had Jans een jongeman op kamers die tijdelijk onderdak zocht, omdat hij de chef van het grootwinkelbedrijf “Zijlstra” verving. Ze maakte kennis met hem en was zeer onder de indruk. Maar ja een jonge vent, zeven jaar jonger dan zijzelf. Toen heeft ze haar leeftijd maar creatief aangepast en er een paar jaar afgelogen.

Toch was de liefde wederzijds en volgde ze Jan ten Brinke naar Dedemsvaart, waar hij bedrijfsleider werd bij grootgrutter “Zijlstra”. Boven de winkel kon Mina naar eigen smaak – ze hield van pronken – met nieuwe spullen haar huis inrichten. Ze had geleerd hoe je je als mevrouw moest gedragen en vervulde die rol met verve. Ze genoot en werd door Jan op handen gedragen, zoals ze later nog vaak zou vertellen.

bron: dit verhaal is eerder verschenen op de blog ‘denazatenvanhermina.wordpress.com’

Discussiëer mee: